Stel van tevoren een vluchtplan op zodat iedereen het huis zo snel en zo veilig mogelijk kan verlaten.
Bedenk wat vanuit verschillende kamers de snelste vluchtroute naar buiten is.
Wijs voor iedere kamer twee mogelijke vluchtroutes aan en zorg ervoor dat elk gezinslid hiervan op de hoogte is.
Denk eventueel aan een extra route door een vluchtladder aan te schaffen.
Zorg ervoor dat uw vluchtplan rekening houdt met met de leeftijd, de fysieke conditie, de slaapgewoonten en het hoorvermogen van ieder gezinslid.
Leer kinderen dat ze zich nooit mogen verstoppen onder het bed of in een kast. Maak uw kinderen vertrouwd met het vluchtplan en met brandoefeningen.
Oefen de vluchtroute met je ogen dicht. Bij brand bestaat de kans dat je letterlijk geen hand voor ogen ziet.
Laat het alarm ook afgaan terwijl u de brand- en vluchtoefeningen doet. Op die manier associëren kinderen het alarmsignaal met een levensbedreigende situatie.
Verzamel buiten op een vooraf bepaalde plaats zodat u kunt controleren of iedereen het huis wel degelijk verlaten heeft.
Voer uw vluchtoefening minstens tweemaal per jaar uit.
Raak niet in paniek, blijf kalm. Volg het vluchtplan.
Voel of de deur warm is – indien ja, gebruik dan de alternatieve vluchtroute.
Sluit tijdens het vluchten de deuren achter je. Een dicht deur kan tot 20 minuten vertragen.
Kruip op de vloer. Rook en hitte stijgen op, blijf dus zo dicht mogelijk bij de vloer.
Als uw kleding begint te branden, loop dan niet verder! STOP! Bedek uw gezicht, laat u op de grond vallen en blijf over de grond rollen om de vlammen te doven.
Zorg ervoor dat er geen afgesloten duren zijn zonder sleutels. Leg de huissleutels op een vaste plek.
Bel de brandweer. Zorg ervoor dat u uw volledige naam en adres doorgeeft.
Tel of iedereen aanwezig is.
Betreed nooit een brandend gebouw. Alleen de brandweer, die snel ter plaatse zullen zijn, beschikken over de nodige uitrusting om de vlammen te trotseren.